Buenas ! ( uit te spreken op het nonchalante toontje van 'Jo,de mannen'. Da's
cool en Ola! is hier toch démodé)
Faltan 13 dias ! Iedere zichzelf respecterende voetbalkenner weet dat ik het
nu over het WK voetbal heb. (de voetbalhaters wil ik besparen van een overkill
aan heisa en kunnen gerust naar de 2de alinea scrollen). Weliswaar straks
uitgevochten aan de andere kant van de wereld bepaalt het populaire spelletje
ook hier de media. Niet moeilijk, Ecuador is voor het eerst deelnemer aan de
eindronde. En dat zullen we geweten hebben! De gele voetbalshirtjes bepalen hier
het modebeeld in de levendige straten. De kranten besteden pagina's commentaren
en analyses aan de nietszeggende oefenmatchen (eergisteren A. Madrid 2 - Ecuador
1). In het parlement woedde zelfs een hevige discussie omtrent de jaarlijkse
verlofperiode die uiteindelijk en uitzonderlijk werd verplaatst naar juni
omwille van de mundial! En in Cuenca werd ik zowaar melancholisch toen ik in de
krantenkiosken de Panini-stickers en het plakboek van het WK doorbladerde. Het
bracht me naar onze voetballende kinderjaren waarbij de broertjes, met de
centjes van hun tantes, ieder jaar het prentjesboek zorgvuldig volplakten en
volledige elftallen uit het hoofd konden samenstellen. Wie kent nog de baardige
Louis Philips van FC Luik of Jos Heyligen van THOR Waterschei ?
Het zijn dus die dingen in het straatbeeld die er ons aan herinneren in
Ecuador te zijn want het land is in grote lijnen te vergelijken met Peru. We
betalen nu wel in Amerikaanse dollars en de boerinnen in het veld dragen hier
dezelfde hoed als Modest, de verloren zoon van Rosa, i.p.v. de zwarte bolhoeden.
Anders gezegd, het zijn de details die een land kruiden. Na de passieve week van
wachten in Lima waren we toe aan wat actie. Onze plannen om via het binnenland (Chachapayos
en Jaen) Peru te verlaten lieten we varen om tijd te winnen. In 3 boeiende dagen
langs de kust leerden we nog iets bij over de Moche en Chimu-beschaving. De Chan
Chan ruînes in Trujillo en het graf van El Senor del Sipan in Chiclayo waren
onze leerboeken in beide pre-inca culturen. Ondertussen moeten we de Peruaanse
geschiedenis zowat beter kennen dan onze vaderlandse. Misschien straks even de
gele vragen van een Peruaanse Trivial Persuit proberen?
Na een nachtje bussen kregen we 's morgensvroeg onze verblijfsstempel voor
Ecuador, waarna we ons als naïeve, beginnende reizigers lieten meevoeren op een
taxi-motor naar een niet-afgesproken en onbekende plaats. In de smalle, kromme
straatjes van Aguas Verde, in het halfduistere ochtendlicht, hadden we het even
benauwd. Gelukkig had niemand slechte bedoelingen met ons en vooral onze bagage
en konden we, na even terug zelf de teugels in handen genomen te hebben, veilig
Vilcabamba bereiken. Ecuador, het kleinste land van Z-Amerika maar nog altijd
ongeveer 9 x groter dan België, verraste ons dus meteen. En de verwondering
bleef duren. Het Zuiden van Ecuador is immers veel welvarender dan het Noorden
van Peru. Een week lang zagen we geen enkele politieke graffiti op de huizen,
fruitige tuintjes, gemaquilleerde modieuze senoritas, straten vol stoere,
blinkende 4x4 jeeps. En zelfs op de buiten leken de koeien ons zelfvoldaan met
hun dikke buiken toe te loeien. De vallei van Vilcabamba heeft de reputatie
evenveel eeuwelingen voort te brengen als een boer kleine patatjes.Voor slimme
en veelal buitenlandse (en dus kapitaalkrachtige) hoteliers een ideaal argument
om met super-de-luxe relax hotels uit te pakken. Slogans als ´take a break from
traveling, come relax with us´ moeten ons overtuigen dat reizen lastig is. We
geloven er niets van maar genieten toch kortstondig van het zwembadje, jacuzzi
en Turks stoombad. Israëli´s hangen hier een week in hun hangmat op te drogen
in de zon. De vallei nodigt echter uit voor een prachtige dagwandeling en een
stevige fietstocht. Na Lima is dit echt een verademing. We voelen ons als Erik
in zijn kleine insectenboek tussen de exotische vlinders, bloeiende bloemen en
malse grasweides. Kevers, torren en libelles zoemen dwars door de stilte. Het
zondagse MTB-tochtje bleek algauw echte sport te worden op de gehuurde fietsen.
We kregen twee krakkemikkige stukken oud ijzer in onze pollen gestopt. Kijken
alleen al naar het vliegend voorwiel bezorgde ons duizelingen, de versnellingen
zijn aangepast aan het land: één groot en één klein verzet, alles ertussen
bestaat niet. Een reparatiekit, meneer? Hoe moet er dat uitzien? Op goed geluk
vertrekken we, het parcours is weggelegd voor dit soort werk. We fietsen van
dorpje tot dorpje, doorheen bananenplantages en rietsuikervelden. Nu eens
golvend en kuitenbijtend als Vlaanderens Ronde, dan weer nijdig dokkerend en
stofvretend als de Hel van het Noorden. Met de rimpels en grimassen van een
echte Flandrien bereikt mijn maatje, sleurend en beukend op die tank, na 5 uur
de meet: een terrasje met de nodige suikers. ¨k zeg het Michel,'t was wreed
lastig vandage,´k had dikke benen, maar 't was zo schone dat de moral goe
bleef.¨ Een kabel-tv, biljart en massagetafel voelt zo on-Ecuadoriaans dat we
vlug Noordwaarts verdertrokken richting Cuenca. De stad wordt weleens het Cuzco
van Ecuador genoemd omwille van zijn vele kerken, Spaanse barokhuizen en de
nabijheid van een inca-site. We vinden er echter meer de sfeer van Arequipa in
terug: minder toeristisch en meer lokale zelfbedruipende handel. Op de centrale
Plaza, tussen de metershoge cipressen en de monumentale kathedraal, zitten de
oudjes vredig te knikkebollen onder een heerlijk zonnetje. De derde grootste
stad van het land is duidelijk de mooiste en de gezelligste om er een echte
koffie te drinken, de krant te lezen op een bankje of om erin te verdwalen.
Op een 30-tal km hiervandaan ligt NP Cajas, ideaal om in weg te vluchten als
de transportadores weer eens 2 dagen staking aankondigen. (de NMBS-vakbonden
kunnen hier nog wat van leren, hoor). Via alternatief vervoer - lees de laadbak
van een politie-pick up - geraken we wel heel goedkoop op onze bestemming. We
moeten zowat de enige wandelaars zijn in het 29000 hectare groot merengebied op
ca. 4000 m hoogte. Het doet ons denken aan de Schotse Highlands hoewel we er nog
nooit geweest zijn maar de vele foto's die we er al over zagen toonden ons
dezelfde groene, flauwhellende bergflanken met ijskoude, kleurloze meren. Zelfs
het weer met depressief laaghangende, regenzwangere wolken leken het
cliche-beeld te bevestigen. Mooi maar lang niet zo indrukwekkend als bv. de
meren in Torres del Paine. We trokken van west naar oost in 2 dagen en hadden 's
avonds de gezellige houten refuge met knisperend haardvuur alleen voor ons - O
romantiek -. De volgende dag kregen we een stuk subtropisch regenwoud
voorgeschoteld en dat moet zowat het meest avontuurlijke padje geweest zijn waar
we ons doorheen moesten wringen op deze reis. Polylepis-bomen met
afschilferende, egaal kleurpotloodbruine takken en stammen als octopus-armen
verhinderden ons om normaal te stappen met onze rugzakken. Het was klauteren,
kruipen, klimmen en klauwieren tussen takken, stronken , mossen en lianen
oplettend om niet teveel sublieme paddestoelen in allerlei kleuren en vormen
plat te trappen. En om het stoere jongensverhaaltje volledig te maken vertel ik
erbij dat het pad gevaarlijk steil afdaalde, de stenen spekglad waren en we tot
onze enkels in de zwarte blubber ploeterden. Kortom, heerlijk.
Oeps, blijkbaar lang niets van ons laten horen want ik wil ook nog iets kwijt
over Riobamba. We zitten nu zowat in het hart van Ecuador en hier is alles al
veel minder welvarender dan het Zuiden. Van hieruit loopt een spoorlijn
zuidwaarts over Alausi tot in El Nariz del Diablo (de neus van de duivel). Ik
weet het niet exact maar het moet ongeveer zo zijn gegaan: op de trein was er te
weinig plaats of de vensters besloegen waardoor een sportieve toerist op het dak
van de trein kroop om de vruchtbare valleien beter te zien. Deze
nietsvermoedende pionier zorgt vandaag voor de attractie van de backpacktoerist
en is de enige reden waarvoor de spoorlijn in stand wordt gehouden. Om 6 uur 's
morgens kropen wij dus ook op het golfplaten dak van zo'n oude maar charmante
tsjoek-tsjoek, temidden een getrouwe weergave van de rijkere wereldbevolking. De
tocht is leuk, de valleien mooi maar om daar nu 8 uur op het dak dooreengeschud
te worden en dan simpelweg de bus terug naar Riobamba te nemen? Soms zijn die
onbegrijpelijk starende blikken van de locals best te verstaan wanneer ze die
gekke toeristen gadeslaan. Ok, de kleine stationnetjes met hun
verkoopsstalletjes en openlucht-keukens zijn echte odeur en coleur local en de
aardverschuiving die de sporen blokkeerde waarna een treinconducteur stante pede
op de bulldozer sprong en het spoor vrijmaakte waren best te pruimen hilarische
momenten maar de hele rit is toch wat over het toeristisch paard getild.
Riobamba betekent ook El Chimborazo, de hoogste top van Ecuador en dat
kietelt bij montagnards. Ook bij jou? Nog een beetje krabben want meer daarover
heel binnenkort!
Chao
bart & inge